Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
Het evangelie naar Marcus 4:3 (NBG51)
Hoort. Zie, een zaaier ging uit om te zaaien.
Het evangelie naar Lucas 8:5 (NBG51)
Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen des hemels aten het op.
Job 4:8 (NBG51)
Naar ik gezien heb: wie onrecht ploegen en moeite zaaien, die maaien het.
Jesaja 28:24 (NBG51)
Is het altijd door, dat de ploeger ploegt om te zaaien, zijn land openscheurt en egt?
Het evangelie naar Matteüs 13:4 (NBG51)
En bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het op.
Job 31:8 (NBG51)
dan moge ik zaaien en een ander het eten, en wat voor mij is ontsproten, moge worden ontworteld!
Het evangelie naar Matteüs 13:3 (NBG51)
En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zeide: Zie, een zaaier ging uit om te zaaien.
Prediker 11:4 (NBG51)
Wie steeds op de wind let, zal niet zaaien; en wie steeds naar de wolken ziet, zal niet maaien.
Leviticus 25:20 (NBG51)
Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het zevende jaar eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen –
Het evangelie naar Marcus 4:4 (NBG51)
En het geschiedde bij het zaaien, dat een deel langs de weg viel, en de vogels kwamen en aten het op.
Micha 6:15 (NBG51)
Gij zult zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar u niet met olie zalven; en most, maar geen wijn drinken.
Leviticus 25:22 (NBG51)
In het achtste jaar zult gij zaaien, maar van de vorige oogst eten, tot het negende jaar; totdat de oogst daarvan binnenkomt, zult gij van de vorige eten.
Het evangelie naar Lucas 12:24 (NBG51)
Let op de raven, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven!
Hosea 2:22 (NBG51)
Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt mijn volk. En hij zal zeggen: Mijn God!
Het evangelie naar Matteüs 6:26 (NBG51)
Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven?
Leviticus 25:11 (NBG51)
Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar voor u zijn, dan zult gij niet zaaien, en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen.
Hosea 8:7 (NBG51)
Want wind zaaien zij en storm oogsten zij: tot rijpheid komt het koren niet, het is een gewas dat geen meel voortbrengt; en brengt het al iets voort, dan verslinden het vreemden.
Deuteronomium 11:10 (NBG51)
Want het land, waarheen gij komt om het in bezit te nemen, is niet als het land Egypte, waaruit gij getrokken zijt, dat gij na het zaaien kunstmatig moest drenken als een moestuin.
Exodus 23:16 (NBG51)
Ook het feest van de oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op de akker zaaien zult; en het feest der inzameling aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de akker ingezameld hebt.
Leviticus 26:16 (NBG51)
dan zal Ik ook aldus met u doen en met verschrikking u bezoeken: tering en koorts, die de ogen verteren en het leven doen verkwijnen; dan zult gij tevergeefs uw zaad zaaien, want uw vijanden zullen het eten.
Jeremia 35:7 (NBG51)
ook zult gij geen huis bouwen, geen zaad zaaien en geen wijngaard aanleggen of in bezit hebben, maar gij zult uw leven lang in tenten wonen, opdat gij lang leeft in het land waar gij als vreemdeling vertoeft.
De Psalmen 107:37 (NBG51)
zij bezaaien akkers en planten wijngaarden, die vrucht als opbrengst opleveren.
De Psalmen 126:6 (NBG51)
Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt; voorzeker zal hij komen met gejuich, dragende zijn schoven.
Jesaja 32:20 (NBG51)
Welzalig gij die aan alle wateren zaait; die rund en ezel vrij laat ronddolen.