(Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten.
De brief van Paulus aan de Galaten 6:8 (NBG51)
Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten.
De Spreuken 22:8 (NBG51)
Wie onrecht zaait, zal onheil oogsten; de staf van zijn gramschap zal vergaan.
De brief van Paulus aan de Galaten 6:7 (NBG51)
Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.
De brief van Paulus aan de Galaten 6:9 (NBG51)
Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen.
De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 9:11 (NBG51)
Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten?
Jesaja 62:9 (NBG51)
maar zij die het oogsten, zullen het eten en de Here loven, en zij die hem inzamelen, zullen hem drinken in de voorhoven van mijn heiligdom.
Het evangelie naar Johannes 4:35 (NBG51)
Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten.
Het eerste boek Samuël 6:13 (NBG51)
De mensen van Bet-Semes waren juist bezig met het oogsten van de tarwe in de vallei. Toen zij opkeken, zagen zij de ark, en zij waren verheugd haar te zien.
Leviticus 25:11 (NBG51)
Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar voor u zijn, dan zult gij niet zaaien, en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen.
Hosea 8:7 (NBG51)
Want wind zaaien zij en storm oogsten zij: tot rijpheid komt het koren niet, het is een gewas dat geen meel voortbrengt; en brengt het al iets voort, dan verslinden het vreemden.
Leviticus 25:16 (NBG51)
Bij een groter aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding hoger stellen; bij een geringer aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding lager stellen: want het getal der oogsten verkoopt hij u.
Deuteronomium 28:38 (NBG51)
Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten.
De Psalmen 107:37 (NBG51)
zij bezaaien akkers en planten wijngaarden, die vrucht als opbrengst opleveren.
Micha 6:15 (NBG51)
Gij zult zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar u niet met olie zalven; en most, maar geen wijn drinken.
Leviticus 25:20 (NBG51)
Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het zevende jaar eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen –
Job 4:8 (NBG51)
Naar ik gezien heb: wie onrecht ploegen en moeite zaaien, die maaien het.
Leviticus 25:5 (NBG51)
Wat vanzelf opkomt van uw oogst, zult gij niet inoogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok zult gij niet inzamelen; het zal een jaar van rust voor het land zijn.
De brief van Jakobus 3:18 (NBG51)
Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten.
Het evangelie naar Lucas 12:24 (NBG51)
Let op de raven, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven!
Genesis 41:47 (NBG51)
Het land nu gaf zijn opbrengst in de zeven jaren van overvloed bij handen vol,
De Spreuken 20:4 (NBG51)
In de herfst ploegt de luiaard niet; zoekt hij in de oogsttijd – dan is er niets.
De Psalmen 147:14 (NBG51)
Hij geeft uw gebied vrede, Hij verzadigt u met het vette der tarwe.
Deuteronomium 11:14 (NBG51)
dan zal Ik de regen voor uw land op zijn tijd geven, de vroege en de late regen, zodat gij uw koren en uw most en uw olie kunt inzamelen,
Het eerste boek Samuël 8:12 (NBG51)
hij zal hen aanstellen als oversten over duizend en oversten over vijftig; zij zullen zijn akkerland ploegen en zijn oogst binnenhalen; zijn wapens en wagentuig zullen zij vervaardigen.