Nog is het in volle groei, het kan nog niet worden afgesneden, of het verdort vóór enig ander gras.
De brief van Paulus aan de Efeziërs 4:16 (NBG51)
En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.
De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 3:7 (NBG51)
Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft.
De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 3:6 (NBG51)
Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom.
De eerste brief van Paulus aan Timoteüs 4:15 (NBG51)
Behartig deze dingen, leef erin, opdat aan allen blijke, dat gij vooruitgaat.
De tweede brief van Petrus 3:18 (NBG51)
maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag der eeuwigheid.
De brief van Paulus aan de Filippenzen 1:25 (NBG51)
En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden.
De brief van Paulus aan de Kolossenzen 2:19 (NBG51)
terwijl hij zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en samengehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt.
De Psalmen 52:10 (NBG51)
Maar ik ben als een groenende olijfboom in het huis van God; ik vertrouw op Gods goedertierenheid, altoos en immer.
Het evangelie naar Marcus 4:25 (NBG51)
Want wie heeft, hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden.
De brief aan de Hebreeën 6:7 (NBG51)
Want de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God;
Ezechiël 36:10 (NBG51)
Ik zal de mensen op u talrijk maken: het ganse huis Israëls; de steden zullen weer bewoond en de puinhopen herbouwd worden.
Ezechiël 16:6 (NBG51)
Toen kwam Ik voorbij u, en Ik zag u trappelen in het bloed van uw geboorte en Ik zeide tot u, in uw bloed: leef; ja, Ik zeide tot u, in uw bloed: leef.
Ezechiël 16:7 (NBG51)
Ik deed u opgroeien als het veldgewas, gij groeidet op en werdt groot en kwaamt tot volle schoonheid; uw borsten werden vast en uw haar groeide; maar gij waart naakt en bloot.
Ezechiël 36:11 (NBG51)
Ja, Ik zal mensen en dieren op u talrijk maken, zij zullen zich vermenigvuldigen en vruchtbaar zijn; Ik zal u bevolken als vanouds en u weldoen meer dan vroeger; en gij zult weten, dat Ik de Here ben.
De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 3:8 (NBG51)
Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.
De brief van Paulus aan de Efeziërs 4:17 (NBG51)
Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken,
De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 3:5 (NBG51)
Wat is dan Apollos? Of wat is Paulus? Dienaren, door wie gij tot geloof gekomen zijt, en wel zoals de Here dit aan een ieder geschonken heeft.
De brief van Paulus aan de Efeziërs 4:15 (NBG51)
maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.
De eerste brief van Paulus aan Timoteüs 4:14 (NBG51)
Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.
Job 8:11 (NBG51)
Schiet de bieze op, waar geen moeras is? Groeit het oevergras, waar geen water is?
De brief van Paulus aan de Filippenzen 1:24 (NBG51)
maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
Job 8:13 (NBG51)
Zo gaat het allen die God vergeten, en vergaat de verwachting van de goddeloze.
De brief van Paulus aan de Kolossenzen 2:20 (NBG51)
Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen:
De eerste brief van Paulus aan Timoteüs 4:16 (NBG51)
Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.